Voor het eerst van mijn hele leven ging ik alleen kamperen.
Nog nooit gedaan.
Peter zette de tent op en vertrok na 1 nachtje.
Toen bleven er 4 dagen voor mij alleen over.
Op een of andere manier kwam dit zo uit.
Buiten dat had ik dringende behoefte aan rust en nadenken.
Even voor mezelf kiezen zonder huishoudelijke klusjes, werk, zeurende honden, tobberige kippen en ander geneuzel.
Wellicht blijf ik 4 dagen op mijn luchtbed liggen. Dacht ik nog.
Oorspronkelijk wilde ik een paar dagen naar een klooster om daar wat te bezinnen.
Maar dit was iets vertrouwder.
Dus vertrok ik met hemelvaart richting Haps.
Met dikke dekens, walnotenhoningbrie, een flesje wijn, verfspullen, hangmat, 2 rouwboeken, en ook de nieuwste van Knausgard.
Het beviel goed.
Er waren lieve buurtjes en dat voelde goed.
Ik heb heerlijk geluierd, uitgeslapen, gehuild, nagedacht, genoten, getwijfeld en me bezonnen.
Vijf dagen gegeten wat ik zelf het lekkerst vond.
En gezocht naar hartvormige koeienvlekken.
Er werden 2 kalfjes geboren, er vloog een gekraagde roodstaart met jong. De steenuil schreeuwde, s nachts. En er waren weer te veel hanen.
Het fijnste was dat ik niets hoefde.
Alleen maar voelen hoe ik me voelde en doen wat ik wilde doen.
Toen ik na 5 dagen het erf afreed was er nog niets veranderd.
Maar ik voelde wel rust.
Weldadige rust.
En ik ga dit vaker doen.
Het was goed.