Toen ik 21 werd ben ik op vioolles gegaan.
Elke week op mijn mosgroene brommertje met mijn vioolkoffer op mijn rug naar de bejaarde mevrouw de Jong ( ze was toen al minstens 110 ) in Ermelo aan de Harderwijkerweg.
Een prachtige villa waar zij alleen woonde.
Een waar de tijd leek stilgestaan. Het rook er altijd naar boenwas en Boldoot. Overal lagen prachtige perzen op de grond, dikke fluwelen gordijnen voor de ramen en alle vensterbanken stonden vol met geraniums en massa's stekken daarvan. Piepende deuren en krakende vloeren.
In het midden van de gigantische woonkamer stond een grote glimmende vleugel.
Mevrouw de Jong zelf was zo mager als een latje, droeg haar donkerrood geverfde haar in een dun knotje en had altijd een ribfluwelen broek met pulli en dik jagersvest aan.
De tuin was een wilde boel. Vooral ingericht voor vogels en de vele eekhoorns.
Mijn eerste viool mocht ik lenen van mijn tante Wil. Iets later mocht ik er een overnemen van mevrouw de jong. Een hele mooie kostbare. Voor 1000 gulden, waarvan ik elke maand 50 gulden
mocht aflossen. Dan moest ik nauurlijk wel zolang op les blijven.
Het was vanaf de eerste les een moeizame toestand.
Ik begon met Adam Carse, dat was fijn en langzaam. Daar had ik wel jaren mee door willen gaan.
Maar ook concertjes van Otto Rieding, lastig. En natuurlijk de dagelijkse etudes van Rieding. En Sevcik voor trillers.
Elke les schreef ze in mijn vioolschrift. Met daarbij extra aanwijzingen als; 'Pols naar de neus', of 'P O L S' ( schijnbaar deed ik daar iets niet goed mee ) en 'veel toon maken'!
Ik was te voorzichtig en bescheiden met mijn toon. 'Speel alsof je Emmy Verhey bent in het concertgebouw' riep ze altijd.
Oefenen moest ik natuurlijk elke dag maar in de praktijk deed ik dat een uur voor de volgende les.
Toch vond ik het heerlijk.
Zij speelde namelijk een heel technisch ingewikkeld droevig stuk op haar vleugel en ik speelde 2e stem op mijn viool mee. Dat klonk geweldig goed.
En als ik niet aan oefenen was toegekomen bleef ze geduldig. En kreeg ik als 'troost' ( elke week dus ) een lekkere dikke spacekoek, zo'n ronde. Daar is mijn romigheid begonnen.
Soms stuurde ze me kaarten 'van eekhoorns of planten en bloemen; 'blijf oefenen Ingeborg' stond er dan op met dikke hanepoten.
Zo lief.
Op een dag was bleef de deur dicht en bromde ik weer naar huis.
Later in de week kreeg ik een kaartje van haar zus, met net zulke hanepoten. Ze was onwel geworden en lag in het ziekenhuis.
Elke week stuurde ze vanuit het ziekenhuis een kaart. 'Blijf oefenen Ingeborg'.
Veel later een rouwkaart en toen was het voorbij met mijn 'vioolcarrière'.
Wel weer op les gegaan.
Maar niemand 'haalde' het bij mevrouw de Jong.