Bor was onze eerste familiehond. En omdat ik vroeger thuis een Ierse setter had heb ik net zo lang gedramd dat het een Setter moest worden.
Mooi, lief, nobel, sierlijk, aimabel & wild. Ook dat verhaaltje uit de hondenencyclopedie klopte.
Wegloperig vergaten ze te melden. Ik heb wat woest lopen huilen in het bos omdat hij weer de hort op was. Ook thuis kon je geen deur op een kier laten staan en hij was de wijde wereld in. Hij had hij een enorme drang naar voedsel. Dus de oudbrooddoos op het woonwagenkamp om de hoek, de paaseierafdeling van de drogist alhier, barbecues van de buurt, verzin het maar. Thuis hadden we kindersloten op de keukenkastjes, deurklinken omhoog, en als je knipperde met je ogen was je broodje of taartje weg. Zelfs de vriezer, de prullenbakken en de oven opende hij.
Toch bleef hij slank. De sierlijkheid en kracht waarmee hij door het bos joeg verbaasde mij nog steeds.
Ollie werd zijn 'partner in crime' na een jaar. Bor gapte en samen aten ze het op. Ze hadden het heel goed samen. Mini en maxi.
Ruim anderhalf jaar terug ging Emma uit huis en nam 'haar' hond Bor mee. Dat had ze verdiend. Zij hield het meest van hem. En hij het meest van haar. Alle cursussen had zij gedaan met hem. Dikke tienen voor de Ierse etter zoals de hondenmeester hem gekscherend noemde. Zelfs hij was verbaasd over Bor kunsten.
Hij had het heerlijk bij Emma. Elke dag naar de hei. Soms twee keer. Enorm verwend en als klap op de vuurpijl een jonge wilde vriendin erbij. Daisy.
Maar nu was hij op.
Het was dat Ollie er onverwachts tussenuit piepte. Anders was hij al eerder gaan hemelen.
Het is goed zo. Maar het is oorverdovend stil.
Dag lieve Borrie.