Vroeger was de nacht mijn vriend.
Sinds een paar jaar mijn vijand.Al ga ik doodmoe naar bed, na een uur ben ik weer wakker.
Blijven liggen moet ik.
Leuke dingen denken.
Voor het slapen gaan sprenkel ik lavendelolie en lees een boek of kijk een halve aflevering van Grey 's anatomy, ja dat doet Corona met mij.
En vaste tijden. Tien uur naar boven. Elf uur slapen.
Nou ja, voor kort dan.
Soms als het echt niet lukt sluip ik naar beneden en smeer een beschuitje.
Ik kijk naar buiten en zie in de maneschijn een pad op het gras.
Zit even op mijn stoel, half portje.
En dan weer naar boven.
Terug in het zachte koele dons.
Heerlijk.
Maar slapen, ho maar.
Ja, steeds voor kort. In etappes.
'Goddank weer een klein uurtje verder'. Als ik de vogels hoor zingen, zo rond 5 uur ben ik blij dat de nacht bijna om is.
Slaappillen heb ik. 10 in een doosje voor noodgevallen. Maar ik durfde nooit.
Bang voor verslaving of nachtmerries.
Of hallucinaties.
Ja, ga nooit bijsluiters lezen.
Enfin, deze week had ik het zomaar heel druk en stress en triestigheid en deed weer geen oog dicht.
De pilletjes leken vriendelijk en klein.
Mijn wanhoop groot.
Heel luchtig nam ik er een.
Keek nog een halfje Greys, en werd moe.
Ineens was ik in een kaleidoscopische waan beland. Het was prachtig, niet eng.
Omringd door kleine prisma s in de kleuren rood, zwart, blauw en wit. Heel mal.
De zwarte handen van Dr. Burke, die in een blauwe chirurgenjas bloedig aan het opereren was!
Om half 8 werd ik wakker.
Ongelooflijk lang aan een stuk geslapen.
Maar beroerd, misselijk, sloom en duizelig.
Na een halve dag was het over.
Voor mijn geen slaappil meer.